Maak de boschampignons proper met een borsteltje.

Houd de sint-jakobsschelpen een voor een vast met een handdoek. Gebruik een scherp mes om de coquilles te openen. Snijd het nootje los, pal tegen de vlakke kant van de schelp.

Schep de inhoud van de schelp los met een lepel en verwijder de ingewanden rond de bleke sint-jakobsnoot.

Spoel de sint-jakobsnoten goed onder koud stromend water om eventueel zand te verwijderen. Dep ze dan voorzichtig droog met keukenpapier.

Versnipper de sjalot en plet het teentje look.

Neem het ongesneden briochebrood erbij. Snijd voor elke toast een boterham van zo’n 2 cm breed.

Smelt een grote klont boter in een pan, op een zacht vuur. Bak de sneden brood aan beide zijden in de gesmolten boter. Schuif de sneetjes vervolgens in de oven en toast ze krokant op 175 °C.

Smelt een vers klontje boter in de pan, op hoog vuur. Kleur de champignons aan, en voeg tussendoor nog een klontje boter toe. Zet het vuur lager en voeg dan de sjalot en de look toe.

Versnipper de peterselie en doe het groen bij de champignons. Kruid met peper en zout. Zet het vuur af.

Verhit een klont boter met een scheutje olijfolie in een tweede pannetje op het vuur. Bak de sint-jakobsnoten aan één kant. Kruid met peper en zout. Haal de pan van het vuur en draai de noten om.

Schep de coquilles op een apart bord. Giet de vetstof uit het pannetje en smelt een verse klont boter. Laat de gesmolten boter licht kleuren (beurre noisette) en doe er dan het sap van de citroen bij.

Leg op elk bord een warme toast en schep er een royale hoeveelheid champignons over. Schik een paar coquilles op de toast champignon en bedruppel met de beurre noisette.

Werk het gerecht af met wat postelein en geraspte citroenzeste.