Verwarm de oven voor op 180 °C.

Smelt een klont boter in een cocotte waar het kalfsgebraad in past.

Kruid intussen het gebraad met peper en zout.

Zodra de hete boter knispert en een klein beetje bruint, leg je het gebraad op de vetkant in de pot. Laat het vlees gedurende 5 minuten onaangeroerd liggen om een korstje te krijgen.

Pel intussen de uien en snijd ze in halve ringen. Strooi ze rondom het vlees in de cocotte, zo kan de vetstof niet verbranden.

Voeg enkele takjes tijm en enkele blaadjes laurier toe. Doe er ook de kruidnagels bij. Draai het gebraad om en leg het bovenop de aromaten. Plaats het deksel op de pot en laat het gebraad verder garen.

Spoel de winterworteltjes, je hoeft ze niet te schillen. Snijd alle wortels in twee en leg ze in een ovenschaal.

Besprenkel de wortels met olijfolie en honing. Kruid met peper en zout. Breng verder op smaak met tijm en laurier.

Giet een scheutje water op de wortels en rooster ze gedurende 20 minuten in de voorverwarmde oven van 180 °C.

Schil de aardappelen en kook ze gaar in gezouten water.

Snijd het kalfsgebraad na een korte rusttijd in dikke sneetjes (tot 1 cm dik). Straks zal het vlees nog even verder garen in de oven. Snijd de sneetjes ham en kaas in twee.

Neem een ovale ovenschaal en schik daarin telkens een lap gebraad, een sneetje kaas en een sneetje rauwe ham. Ga door tot het hele gebraad in de schaal is geschikt.

Haal de geroosterde worteltjes uit de hete oven en schuif er de ovenschaal met het gebraad in, tot de kaas gesmolten is.

Giet de aardappelen af. Plet tot puree met een scheutje melk, een klont boter en een eierdooier. Kruid met een snuif nootmuskaat.

Maak nog snel een simpel mosterdsausje door een lepel mosterd door de saus van het vlees te roeren.

Serveer per bord een eerlijke plak kalfsgebraad met puree en geroosterde worteltjes. Werk af met een lepel mosterdsaus.