Schil de aardappelen, snijd ze in grote stukken en kook ze gaar in gezouten water.

Giet de aardappelen af wanneer ze helemaal gaar zijn en zet ze enkele minuten terug op het vuur zodat ze kunnen drogen.

Duw de aardappelen door een aardappelpers en laat het meeste vocht verdampen.

Kuis de champignons grondig, snijd ze in stukken en stoof de helft ervan aan in een droge, hete pan (zonder vetstof) en laat het vocht verdampen.

Pel de sjalot en de look, snijd ze fijn en voeg ze toe aan de champignons. Voeg er een klontje boter aan toe en laat de champignons nog even bakken.

Kruid de champignons met peper en zout en mix ze kort in een blender tot een duxelle. Laat even afkoelen. De pan heb je later opnieuw nodig.

Schep de vosbessenconfituur in een pannetje, voeg er een klein scheutje water aan toe en breng het op een zacht vuur aan de kook.

Schep de bloem en de dooier onder de afgekoelde aardappelpuree en meng alles goed met je handen tot een stevig deeg. Voeg tenslotte nog het zout toe en kneed nog even verder.

Breng een pot gezouten water aan de kook.

Vorm balletjes van het aardappeldeeg en duw het balletje plat in de palm van je hand.

Schep een kleine lepel van de champignonvulling (duxelle) in het midden van het deeg en plooi de randen naar binnen toe, tot je een mooi gesloten balletje hebt.

Kook de aardappelballetjes tot ze komen bovendrijven.

Bak de rest van de champignons in de pan die je eerder al gebruikte. Pel de look, snijd fijn en voeg toe aan de champignons. Voeg er een klont boter aan toe en kruid ze met peper en zout.

Snipper de peterselie fijn en voeg toe. Druppel het citroensap over de champignons.

Schep de gare aardappelballetjes uit het kokende water en verdeel ze over borden. Lepel er de gebakken champignons en serveer. Werk het geheel af met de vossenbessensaus.