Pel de uien en snij ze grof. Pel de teentjes look en snij ze grof.

Spoel de selder en de prei onder stromend water. (Snij de prei vooraf overlangs in twee, zodat je zand of aarde makkelijk van tussen het loof kan spoelen.) Het bovenste donkergroene loof hoef je niet volledig te gebruiken.

Hou één stam prei en een paar stengels selder opzij voor de garnituur. Versnij de rest van de prei en de selder grof.

Schil de wortelen en snij 2/3 ervan grof. Hou de rest even opzij.

Giet koud water in de soepketel en doe er de groenten in, samen met de tijm en de blaadjes laurier. Breng de soep aan de kook.

Kneus de peperkorrels in de vijzel en doe ze in de soepketel, samen met een snuifje zout.

Voeg de kruidnagels en het steranijs toe. (Doe dat met mate, voor een fijner aroma.)

Doe de kippenbouten pas in de soep wanneer ze kookt. Zo vermijd je dat het vlees taai wordt.

Laat de soep zo’n 30 tot 45 minuten zachtjes koken.

Snij intussen de wortel, de prei en de selder die je opzij hield in brunoise, piepkleine blokjes van ongeveer 2 x 2 mm. Dat kost een beetje moeite, maar je krijgt er een mooie en verfijnde soep voor in de plaats. Snij de groenten altijd eerst in fijne reepjes en verklein die dan tot blokjes. Gebruik een scherp mes.

Doe de brunoise van groenten in een schaaltje.

Zeef de kippensoep. Je hebt nu een heldere kippenbouillon die je ook kan gebruiken voor verschillende andere bereidingen. Laat de gare kippenbouten even afkoelen.

Strooi de stukjes groente die je in brunoise sneed, in de kippenbouillon. Laat de groenten nog kort garen. (Kook de stukjes niet plat.)

Voeg meteen ook de letterpasta toe. (Kijk op de verpakking voor de juiste gaartijd.)

Pluk het kippenvlees van de bouten. Snij het vlees in fijne stukjes van gelijke grootte.

Voeg de kip bij de soep en proef. Kruid de soep (indien nodig) met wat extra peper en zout.